Vegetatiekundige en ecologische studie van de slikken en schorren in het Zwin (Knokke-Heist, West-Vlaanderen)
Van den Balck, E. (1994). Vegetatiekundige en ecologische studie van de slikken en schorren in het Zwin (Knokke-Heist, West-Vlaanderen). MSc Thesis. Universiteit Gent. Faculteit Wetenschappen: Gent. VI, 167, maps, ill. + 32 p. appendices pp.
|
Beschikbaar in | Auteur |
|
Documenttype: Doctoraat/Thesis/Eindwerk
|
Trefwoorden |
Behaviour > Feeding behaviour > Grazing Cattle Ecology Sedimentary structures > Mud flats Tidal marshes Vertebrates > Mammals > Artiodactyla > Ruminants > Bovidae > Ovis > Meat animals > Livestock > Sheep ANE, België, Zwin [Marine Regions]; Belgium, Het Zwin natuurreservaat Brak water |
Abstract |
Deze studie geeft een beschrijving van de vegetatie van slikken, schorren en overgangsgebieden (zoet/zout en droog/nat) in het Zwin. Er werd tevens een bodemonderzoek (bepaling van de bodemtextuur, pH, zoutgehalte, stikstof- en organisch koolstofgehalte, verdichting en worteldichtheid per horizont) en hoogtemetingen van de opnamen in transecten uitgevoerd. Deze onderzoeken werden verricht om mogelijke correlaties met de verspreiding van de vegetatie aan te tonen. Er werden twee transecten van resp. 55 en 21 opnamen onderzocht, aangevuld met 63 opnamen in overgangsgebieden, verspreid over de Zwinvlakte. In totaal werden 59 plantensoorten (incl. 4 mossen) waargenomen. TWINSPAN (Two-way Indicator Species Analysis) onderscheidde 18 clusters. Acht van deze gemeenschappen behoren tot de overgangsvegetaties naar zoet en droog of nat De soorten(combinaties) en de overeenkomende associaties of verbonden in deze 18 clusters zijn: Salicornia europaea s.l. (Salicornietum strictae), Suaeda maritima (Suaedetum maritimae), Halimione portulacoides (Halimionetum portulacoidis), Puccinellia maritima (Puccinellietum maritimae), Plantago maritima en Limonium vulgare (Plantagini-Limonietum), Armeria rnaritima (Armerion maritimae), Juncus gerardii (Juncetum gerardii), Agrostis stolonifera en Trifolium fragiferum (Agrostio-Trifolietum fragiferi), Juncus rnaritimus en Oenanthe lachenalii (Angelicion litoralis), Phragmites australis en Scirpus maritimus {Halo-Scirpetum maritimi), Elymus athericus en Atriplex littoralis (Atriplici-Agropyretum pungentis) en de vegetaties van vloedmerken (Atriplicetum littoralis). Voor het onderzoek van mogelijke correlaties van de verspreiding van de vegetatie met hoogteligging en bodemparameters, werden DCA (Detrended Correspondence Analysis) en DCCA (Detrended Canonical Correspondence Analysis) toegepast. Hoogteligging en zoutgehalte bleken de grootste correlatie te vertonen met de verspreiding van de soorten. In mindere mate bepaalde de bodemtextuur de verspreiding van de soorten. Aan de hand van deze gegevens werd een successieschema van de vegetatietypen in het Zwin opgesteld. Naast dit onderzoek in het Zwin werd tevens een overzicht gegeven van zilte en brakke binnen- en buitendijkse gebieden in België. Er werden eveneens soortenlijsten van deze gebieden opgesteld. Na de kartering op topografische kaart, bleken deze gebieden geconcentreerd te zijn in de historische polders van Oostende, langs het Boudewijnkanaal te Lissewege en Dudzele en in de polders ten NO van Brugge. In Oost-Vlaanderen liggen deze gebieden in de streek van Assenede en Sint-Margriete. Vijf buitendijkse schorren en slikken situeren zich langs de Schelde in Antwerpen. Vanuit floristisch standpunt zijn de historische polders van Oostende, de weiden langs het Boudewijnkanaal en de polders ten NO van Brugge (vnl. de kreekrestanten) het meest waardevol De oppervlakte van de zilte en brakke gebieden en de voorkomende vegetatietypen werden vergeleken met deze in Nederland en Frankrijk. Uit de resultaten bleek dat België het minste oppervlakte schorren en slikken bezit, alsook het minste aantal vegetatietypen. Toch bezit het Zwin nationaal een grote waarde. Deze bevindingen werden gestaafd aan de hand van een aantal aspecten zoals zeldzaamheid, kwetsbaarheid, vervangbaarheid, diversiteit, kenmerkendheid en mate van bedreiging. Er werd een beheersplan opgesteld, met als doel de verruiging in het Zwin tegen te gaan, om zo de soortendiversiteit te verhogen. Dit plan voorziet in een extensieve begrazing met rundvee in het oostelijk deel van het Zwin en in een jaarlijkse en tweejaarlijkse maaibeurt in juni en augustus. |
|