Biomonitoring van levensgemeenschappen op sublitorale harde substraten in Grevelingenmeer, Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde: resultaten t/m 1998
van Moorsel, G.W.N.M.; Waardenburg, H.W. (1999). Biomonitoring van levensgemeenschappen op sublitorale harde substraten in Grevelingenmeer, Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde: resultaten t/m 1998. Bureau Waardenburg Rapport, 99.11. Bureau Waardenburg: Culemborg. 42 + annexes pp.
Deel van: Bureau Waardenburg Rapport. Bureau Waardenburg: Culemborg, meer
| |
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Wetenschappelijk rapport
|
Trefwoorden |
Aquatic communities > Benthos Composition > Community composition Monitoring > Environmental monitoring Substrates ANE, Nederland, Grevelingenmeer [Marine Regions]; ANE, Nederland, Oosterschelde [Marine Regions]; ANE, Nederland, Veerse meer [Marine Regions] Marien/Kust |
Auteurs | | Top |
- van Moorsel, G.W.N.M., meer
- Waardenburg, H.W., meer
|
|
|
Abstract |
Het onderzoeksprogramma BIOMON heeft tot doel gedurende een reeks van jaren biologische informatie te verzamelen van een aantal vaste locaties zodat veranderingen gesignaleerd en vastgelegd worden. Zo mogelijk worden zij gerelateerd aan veranderingen in milieuomstandigheden. De dijken van het Deltagebied bieden een breed spectrum aan habitatkarakteristieken. Er zijn verschillen in watertype, zoals zoutgehalte en doorzicht, getijdenstromen en substraattype. Dit milieu wordt dan ook door veel soorten bevolkt, zowel autotrofe als heterotrofe organismen. Bij de algen betreft het zowel groen-, bruin- als roodwieren en bij de diersoorten gaat het om vertegenwoordigers uit vele fyla: sponzen, holtedieren, polychaete wormen, weekdieren, kreeftachtigen, mosdiertjes, manteldieren en vissen. Zowel de macroalgen als een groot deel van de ongewervelde diersoorten leiden een vastzittend bestaan. Onderzoek aan deze sessiele soorten heeft als voordeel boven onderzoek aan mobiele soorten dat zij als indicator voor milieuomstandigheden ter plaatste kunnen worden gebruikt. Sinds 1977 is door Bureau Waardenburg onderzoek uitgevoerd in de Deltawateren in zuidwest Nederland. De verschillende onderzoekingen vonden plaats in het kader van Rijkswaterstaat projecten zoals HARDSUB, AFWERK en EOS. De resultaten die in het kader van het project BIOMON zijn verkregen in de opnamejaren 1989, '90, '91 en '93, tot en met '97 zijn vermeld in Van Moorsel (1998). De ontwikkelingen in de onderwaterlevensgemeenschappen in het Grevelingenmeer zijn relatief goed onderzocht. Voor de gevolgen van de afsluiting van de Grevelingen op het transect bij Dreischor in de periode 1971-‘81 zie Waardenburg (1982). Resultaten over de periode 1979-'88 staan in Waardenburg et al. (1990). In 1994 heeft op 16 transecten in het Grevelingenmeer een onderzoek plaatsgevonden waarbij o.a. de aangroei van (voor)oeververdedigingen werd opgenomen (Van Moorsel & Begeman 1995). Een overzicht van de ontwikkelingen op hard substraat in het Grevelingenmeer over de periode 1979 tot en met 1995 staat in Van Moorsel (1996a). De ontwikkelingen in de onderwaterlevensgemeenschappen in de Oosterschelde zijn eveneens goed onderzocht. Alle hier behandelde Oosterscheldelocaties zijn door Bureau Waardenburg van 1979 tot en met 1988 in het algemeen 3 x per jaar bezocht (Waardenburg 1988) en sinds 1989 tenminste eenmaal per jaar (behalve in 1992). In het kader van een evaluatie van Oosterscheldegegevens is een overzichtsrapport verschenen over de periode 1989-1995 (Van Moorsel 1996b). Hierin komen ook effecten van de aanleg van de stormvloedkering ter sprake. In 1998 verscheen een rapportage over ontwikkelingen van de levensgemeenschappen in het oostelijk deel van de Oosterschelde in verband met mogelijke effecten van verzoeting (Meijer & Van Moorsel 1998). Waardenburg (1990) stelde een typologie op voor onderwaterlevensgemeenschappen van het harde substraat in de Oosterschelde. Vergeleken met het Grevelingenmeer en de Oosterschelde is van het Veerse Meer en de Westerschelde weinig bekend over de sublitorale levensgemeenschappen op het harde substraat. Behalve in het kader van BIOMON is in 1984 in de Westerschelde een beperkt onderzoek uitgevoerd (Waardenburg et al. 1984). In 1998 werden bij Bath enkele opnamen op het harde substraat van daar aangelegde geulwandverdediging gemaakt (van Moorsel & Waardenburg 1999). In 1998 werd elke BIOMON-locatie wederom eenmalig bezocht. Daarbij werden onderwateropnamen gemaakt langs een transect. Dit hield in dat van alle waargenornen soorten de bedekking in de verschillende zones werd genoteerd. |
|