MONEOS datafiches
S-DS-V-002 - Macrobenthos
Beschrijving: | VMM: Het biologisch onderzoek van de Vlaamse milieu maatschappij evalueert de kwaliteit van een waterloop als biotoop. Dit gebeurt aan de hand van de Belgische Biotische Index (BBI). Deze index is gestoeld op de aan- of afwezigheid van ongewervelde waterdiertjes (macro-invertebraten). Daarbij speelt hun gevoeligheid voor verontreiniging en de diversiteit van de levensgemeenschap een belangrijke rol. Hoewel in principe gestoeld op één monsterneming per jaar, geeft de Biotische Index een terugblik in de tijd en evalueert ze de biotoopkwaliteit over een ruimere tijdspanne. De indexwaarde schommelt tussen 0 (zeer slechte kwaliteit) en 10 (zeer goede kwaliteit). Voor de Kaderrichtlijn water werd de index aangepast rekening houdend met het type van de waterloop. Hiervoor werd de MMIF ontwikkeld (multimetrische index voor Vlaanderen). De indexwaarde schommelt tussen 0 (zeer slechte kwaliteit) en 1 (zeer goede kwaliteit). Zie ook bijlage 1. N.B. Voor overgangswater wordt de MMIF niet bepaald. Daarvoor bezorgt INBO de EKC waarden rechtstreeks aan VMM. Stratified random sampling per KRW-waterlichaam (7) met fysiotopen (6) als strata. |
Planning metingen: | Jaarlijks, determineren van Oligochaeta enkel elk 3de jaar (startend met 2008); september. Jaarlijks september biomassa en abundantie; 3 jaarlijks ook soortdiversiteit Datarapport jaarlijks (1 jaar na voltooien cyclus) |
Uitvoerende organisatie: | Vlaamse milieumaatschappij INBO - Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek |
Conctact: | info@inbo.be |
Opmerkingen: | Verwerking van benthosmonsters is tijdrovend. Hierdoor is de verwerking van de benthosstalen steeds 1 jaar achterop in de datarapportage. Interpretatie van de data: 1) Sommige taxa hebben waarde 0 voor zowel densiteit als biomassa. Dit betekent dat een niet-telbaar fragment van het taxon werd aangetroffen, en dit fragment zo klein is dat het onder de meetlimiet voor biomassa ligt. Het is belangrijk deze toch te behouden omdat ze wel meetelllen bij schattingen van soortenrijkdom (de soort is dus wel aanwezig). 2) Sommige taxa hebben een waarde>0 voor biomassa maar hun overeenkomstige densiteit is 0. Dit komt omdat er heel vaak fragmenten van organismen in de stalen zitten. Vooral dunne lange taxa zoals wormen worden broos door fixatie en breken in stukken bij het spoelen en zeven van de stalen. Daarenboven komt het voor dat bij het nemen van de stalen door de scherpe snijrand van de steekbuis de dieren slechts half bemonsterd worden. Om toch een correcte telling uit te voeren worden enkel de kopdelen van de organismen geteld. Soms gebeurt het ook dat verschillende wormdelen gevonden worden maar niet de kop. De densiteit is dan 0, maar er kan wel een biomassa bepaald worden. 3) Sommige taxa hebben een waarde>0 voor densiteit maar hun overeenkomstige biomassa is 0. Hier zijn er verschillende mogelijkheden. Ofwel wordt er wel een telbaar fragment gevonden, maar dit is zo klein dat het onder de meetlimiet voor biomassa ligt. Ofwel gaat het om enkele taxa die eigenlijk als bijvangst in de stalen zitten (vergen een andere staalnamemethode voor betrouwbare bemonstering). De aantallen geven dus geen correct beeld van hun densiteiten. Dit is het geval bij kleine of endoparasitaire taxa zoals vb. Daphnia, Nematoda, Turbellaria. Ze worden voor de volledigheid wel geteld, maar ze worden niet gewogen. Bijna altijd ligt hun biomassa sowieso ook onder de detectielimiet. |
Contact projectgroep: | |
Contact inhoudelijk: | |
Contact landelijk: | |
Contact data opvragen: | |
Te publiceren op dataportaal: | |
Jaarraporten | |
Inwinnende instantie: |