Gedetailleerde informatie m.b.t. waterstanden langs het estuarium is beschikbaar vanaf ongeveer 1900. Als onderdeel van het project LTV-O&M Veiligheid zijn getijkarakteristieken zoals getijslag en looptijd geanalyseerd in relatie tot de bodemontwikkeling. Uitgevoerde lodingen sinds 1930/1955 zijn gebruikt om de grootschalige bodemontwikkeling, die van invloed kan zijn geweest op de evolutie van het Schelde-getij, in kaart te brengen. Hierbij is gekeken naar het watervolume van de geulen als maat voor het stroomvoerend profiel en het watervolume boven de intergetijdengebieden als maat voor de waterberging in het systeem.
De trechtervorm van het Schelde-estuarium is van grote invloed op de getijkarakteristieken. De afname van de breedte en het dwarsoppervlak in landwaartse richting veroorzaakt een toename van de getijslag. Pas voorbij Schelle neemt de getijslag geleidelijk weer af. De convergentie van het estuarium heeft eveneens tot gevolg, dat de getijvoortplantingssnelheid groter is dan voor het geval van een recht kanaal met onveranderlijke afmetingen in de lengterichting.
De observaties over de afgelopen ruim 100 jaar laten zien, dat de hoogwaters zijn toegenomen, terwijl de laagwaters weinig zijn veranderd of zelfs licht zijn gedaald. Het gevolg hiervan is, dat de jaargemiddelde getijslag langs het gehele estuarium is toegenomen. De toename van de getijslag is al aanwezig in Westkapelle en Vlissingen (+3%/100 jaar) en heeft dus haar oorsprong buiten het estuarium. Dit verschijnsel is ook waargenomen in andere meetstations langs de kust tot zelfs in de Duitse Bocht. Zij kan echter niet de grote veranderingen in het estuarium verklaren, nml. Bath +10%, Antwerpen +20% en Schelle +28%. Gedurende dezelfde periode is de voortplantingssnelheid van de getijgolf toegenomen. De jaargemiddelde looptijd van de getijgolf tussen Vlissingen en Antwerpen is hierdoor over een periode van 100 jaar met bijna 40 min (-25%) korter geworden.
Uit een analyse van de grootschalige bodemontwikkeling van het estuarium volgt, dat de afgelopen decennia het watervolume van de geulen is toegenomen, terwijl tegelijkertijd het watervolume boven de intergetijdengebieden is afgenomen. De relatie tussen deze ontwikkelingen en de getijslag is empirisch onderzocht in de vorm van “scatter plots”. Hieruit blijkt, dat de getijslag in landwaartse richting sterker toeneemt bij grotere waterdiepten. Dit kan worden verklaard met een vereenvoudigd model voor de getijvoortplanting in een convergerend estuarium. Een meer uitgebreide analyse per traject zal uitsluitsel moeten geven over het relatieve belang van de onderliggende processen zoals traagheid, weerstand en convergentie en de invloed van geometrische veranderingen hierop.
All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy